De Hsin-hsin-ming: Over vertrouwen in de geest (2)

In de tekst van de vorige maand werden tien van de vierendertig verzen van de Hsin-hsin-ming – Over vertrouwen in de geest- opgenomen. In deze aflevering volgt de volledige tekst van het gedicht, want de tekst is zo de moeite waard om in zijn geheel én vaker gelezen te worden. Dat geldt overigens voor veel teksten. Juist het vaker lezen, het ermee zitten en het tot je door laten dringen, breekt de diepgang van teksten voor ons open. 
Van de Hsin-hsin-ming zijn veel vertalingen gemaakt. Hier gebruik ik twee Nederlandse vertalingen naast elkaar, beiden  uit het Engels. De eerste is van Burton Watson uit het boek: De Stroom ingaan, 1993. De tweede vertaling komt uit: Het oog slaapt nooit uit 1993 van Dennis Genpo Merzel. Van alle verzen, geef ik beide vertalingen na elkaar. Van hetzelfde vers lees je direct de twee vertalingen na elkaar.

De twee vertalingen vullen elkaar heel mooi aan. De tweede vertaling is wat praktischer en concreter en voegt iets toe aan de andere vertaling van het betreffende vers. Het geeft tegelijk een indruk hoe en op welke manieren vertalingen kunnen verschillen, maar vooral hoe ze elkaar kunnen aanvullen. Hier en daar heb ik zelf de tekst aangepast. Reden waarom ik voor deze manier heb gekozen is, dat ik vaak vertalingen van teksten naast elkaar leg en altijd weer verrast ben over de soms subtiele, maar soms ook enorme verschillen en andere invalshoeken of vrijmoedigheden die door de respectievelijke vertalers worden verkozen. Vertalers beroepen zich graag op ‘zuiverheid’ en betrouwbaarheid van vertalingen. Maar het vertalen is niet alleen een technische exercitie, het is evenzeer resultaat van intuïtieve kennis en de werkende hartgeest en niet in het laatst van literaire kwaliteiten die vertalingen tot ‘mooie’ vertalingen maken, tot vertalingen die je raken.

Jaren geleden was ik aanwezig bij een gesprek over vertalen en vertalingen. Het was tijdens de zomersesshin van 2005 in Cadzand, toen Frank de Waele dharma-transmissie ontving van Genno Roshi uit Parijs, dharmazus van Nico Tydeman. Bij deze gelegenheid waren veel zenmeesters aanwezig, waaronder Bernie Glassman. Tijdens een bijeenkomst beantwoordde hij vragen van aanwezigen. Een van de vragen ging over het vertalen en vertalingen uit het Chinees van oude boeddhistische teksten. Onder de aanwezigen bleek een vertaler te zijn, die het ‘probleem’ van vertalen bespreekbaar maakte. Het gesprek dreigde de kant op te gaan van ‘goede en foute vertalingen’, van wij en zij. De antwoorden, maar vooral de wijze waarop Bernie antwoorden gaf is me altijd bijgebleven. Het was een voorbeeld van geweldloze communicatie en tegelijk een belangrijke les in ‘niet weten’. Te beseffen dat bij alles wat je doet of onderneemt, je eigen in- en nadrukken en eigen interpretaties meespelen in hoe en wat je doet. Hoe diepgaand worden die (nog) door het ego bepaald? Het maakt deemoedig én tegelijk alert. Hoe bewust en open zijn wij eigenlijk? Hoe open en ontvankelijk is mijn geest? Daar gaat de Hsin-hsin-ming over.

Over vertrouwen in de geest, Seng-ts’an, derde zenpatriarch

1a De hoogste weg vraagt niets moeilijks van ons,
     maar heeft een afkeer van kieskeurigheid.
     Als je het kunt stellen zonder liefde en haat,
     wordt alles helder en open.

1b De volmaakte weg is niet moeilijk
     voor wie geen voorkeur of afkeer koestert.
     Als liefde en haat beide afwezig zijn
     wordt alles helder en open.

2a Maar, maak je het geringste onderscheid,
     dan wijken hemel en aarde oneindig ver uit elkaar.
     Als je de weg wilt zien
     wees dan nergens voor of tegen.

2b Maak je echter ook maar het kleinste onderscheid,
     dan wijken hemel en aarde oneindig ver uiteen.
     Wil je de waarheid zien,
     wees dan nergens voor of tegen.

3a Waar aanvaarding en afwijzing om de voorrang strijden,
      is de geest verziekt.
      Als je de duistere[1] betekenis niet vat
      poog je tevergeefs je gedachten tot rust te brengen.

3b Vergelijken van wat je wel – en niet wilt
      is de ziekte van de geest.
      Als de diepste betekenis van de dingen je ontgaat,
      verstoort dat je innerlijke rust.

4a Rond is de weg, een uitgestrekte leegte,
      waaraan niets ontbreekt, waarvan niets rest.
      Alleen omdat je kiest en verwerpt
      is dat langer niet zo.

4b De weg is volmaakt, als een oneindige ruimte,
      waaraan niets ontbreekt en niets overbodig is.
      Alleen omdat wij steeds weer het één aanvaarden en het ander afwijzen,
      ontgaat ons de ware aard van de dingen.

5a Dool niet rond in het rijk van verwikkelingen,
      maar verwijl evenmin in de leegte.
      Als de geest eenheid in rust bereikt,
      valt de rest vanzelf weg.

5b Raak niet verstrikt in uiterlijke zaken, maar
      evenmin in een innerlijk gevoel van de leegte.
      Als de geest eenheid in rust bereikt,
      valt de rest vanzelf weg.

6a De geest roert zich, breng hem tot rust,
      maar, zo tot rust gebracht, roert hij zich nog sneller.
      Zolang je volhardt in uitersten,
      zul je de eenheid nooit kennen.

6b Als je probeert van activiteit tot passiviteit te komen,
      zal juist je poging daartoe je met activiteit vervullen.
      Zolang je overhelt tot het een of tot het ander,
      zul je nooit eenheid ervaren.

7a En waar niet langer eenheid heerst,
     verliezen de beide uitersten hun zin.
     Verwerp het bestaan en je zakt er dieper in weg;
     jaag leegte na en je raakt er nog verder vanaf.

7b Wie niet leeft volgens de ene weg
     schiet tekort in activiteit en passiviteit,
     in gerichtzijn naar buiten als in onthechting.
     Als je de realiteit van de dingen ontkent,
     ontgaat je hun werkelijkheid
     als je de oppervlakkigheid van de dingen benadrukt,
     ontgaat je hun ware bestaan.

8a Veel gepraat, veel zorgen,
      en je kunt er minder tegenop dan ooit.
      Houd op met praten, maak je geen zorgen
      en je kunt overal binnengaan.

8b Hoe meer je erover praat en denkt,
      hoe verder je afdwaalt van de waarheid.
      Houd op met praten en denken
      en er is niets dat je niet zult begrijpen.

9a Keer terug naar de wortel en je vat de zin,
      maar speur naar lichten en je raakt hun oorsprong kwijt.
      Laat je eigen licht één ogenblik schijnen,
      en je bent meester over de leegte voor je.

9b Terugkeren naar de kern betekent de diepere zin ontdekken,
      ijdele schijn najagen betekent de bron niet zien.
      Op het moment van innerlijke verlichting
      overstijg je oppervlakkige schijn.

10a De wendingen en bochten van die leegte
       ontstaan alle uit onwetendheid.
       Het is niet nodig de waarheid te zoeken.
       Maak simpelweg een eind aan die misleiding!

10b Ogenschijnlijke veranderingen in de wereld van oppervlakkigheden
        komen ons reëel voor door onwetendheid.
        Zoek niet naar de waarheid;
        houdt enkel op met vaststaande meningen te koesteren.

11a Dualisme is niet de juiste staat van zijn;
       pas op en vermijd alles waartoe dat leidt.
       Als er zelfs maar een spoor is van ‘goed’ of ‘fout’,
       raakt je geest verstrikt in verwarring.

11b Laat de staat van dualisme achter je;
       vermijd zorgvuldig alles wat daartoe leidt.
       Als er zelfs maar een spoor is
       van zus of zo, van goed en slecht,
       raakt je diepste wezen verstrikt in verwarring.

12a Twee ontstaan uit één, klamp je niet aan het ene vast!
       Zolang de geest zich niet roert, blijven de tienduizend dingen
       zonder smet of blaam;
       geen blaam, geen verschijnselen,
       geen beweging, geen geest.

12b Alle dualiteiten komen voort uit het Ene,
       maar klamp je niet vast aan dit Ene.
       Zolang je geest rustig de weg volgt,
       kan niets ter wereld je nog kwetsen,
       en wanneer iets niet langer kwetsend is,
       verandert het van aanzien.

13a De kijker verdwijnt tegelijk met het uitzicht,
       samen met de kijker gaat het uitzicht op in vergetelheid,
       een uitzicht wordt immers enkel een uitzicht door de kijker
       en de kijker wordt tot kijker door het uitzicht.

13b Als er geen kritische gedachten opkomen,
       houdt het oude denken op te bestaan.
       Als gedachte-objecten verdwijnen,
       verdwijnt het denkende subject,
       net zoals de dingen verdwijnen wanneer de geest verdwijnt.

14a Als je beide wilt begrijpen,
       zie ze dan van meet af aan als één enkele leegte,
       Ã©Ã©n enkele leegte waarin beide hetzelfde zijn
       en die alle tienduizend vormen omvat.

14b Dingen zijn objecten omdat er een object oftewel geest is;
       de geest is een subject omdat er objecten zijn.
       Zie de onderlinge afhankelijkheid tussen beide
       en de fundamentele waarheid: het éénzijn van de leegte.

15a In deze leegte zijn beide niet van elkaar te onderscheiden,
       elk bevat in zichzelf de gehele wereld.
       Als je geen onderscheid maakt tussen grof en fijn,
       blijft verstarring uit en ben je zonder vooroordelen.

15b In deze leegte zijn beide niet van elkaar te onderscheiden
       en elk bevat in zichzelf de hele wereld.
       Als je geen onderscheid maakt tussen grof en fijn
       raak je niet star en leef je zonder oordelen.

16a Kleinzielige mensen zijn kribbig en vol twijfel;
       hoe meer ze zich haasten, hoe meer ze achterop raken.
       Drammers zijn altijd onevenwichtig
       en slaan zeker de verkeerde weg in.

16b Leven volgens de grote weg
       is makkelijk noch moeilijk.
       Maar heb je een beperkte blik,
       dan ben je angstig en onzeker:
       hoe meer je je haast, hoe langzamer je vooruit komt.

17a Laat maar! Laat de dingen op hun beloop!
       Uiteindelijk is er gaan noch blijven.
       Volg je eigen aard en wordt één met de weg,
       wees vrij, ontspannen en onbezorgd.

17b Gehechtheid beperkt zich niet tot één gebied;
       zelfs als je je hecht aan het idee van verlichting
       ben je al op de verkeerde weg.
       Laat de dingen eenvoudig zijn zoals ze zijn
       en er zal komen noch gaan meer bestaan.

18a Als je je gedachten aan banden legt, keer je je af van de waarheid,
       je verzinkt in duisternis, bent niet langer gezond en
       je raakt steeds verder uitgeput.
       Wat heeft het voor zin het één te begeren en het ander af te wijzen?

18b Pas je aan aan de aard der dingen
        en je zult je vrij en ongestoord kunnen bewegen.
        Als je je gedachten aan banden legt, blijft de waarheid verborgen,
        wordt alles vuil en troebel.

19a Als je het ene voertuig (non-dualiteit) wilt vatten,
        veracht dan de zes zintuigen niet.
        Zolang je de zes zintuigen op waarde schat,
        ben je één met de juiste waarneming.

19b De neerdrukkende gewoonte alles te kritiseren
       is afmattend en leidt tot ergernis.
       Welk voordeel valt er te behalen
       uit kieskeurigheid en het hebben van vooroordelen.

20a Wijzen doen niets in het bijzonder;
        dwazen smeden hun eigen boeien;
        De wet kent geen ‘deze’ of ‘gene’, (er is maar één Dharma)
        en toch volhard je in die domme gehechtheid.

20b Als je de ene weg wilt bewandelen,
        keur dan zelfs de zintuigen- en ideeënwereld nooit af.
        Ja, deze volledig te aanvaarden
        staat gelijk aan verlichting.

21a  Met de geest nog meer geest oprakelen,
        is er een grotere stommiteit?
        Rust en onrust komen voort uit illusie;
        binnen verlichting bestaan geen voorkeur of afkeer.

        Al deze paren van tegenstellingen
        ontstaan uit misvattingen.
        Dromen, fantomen, lege bloemen-
        waarom je best doen ze te grijpen?

21b De wijze streeft niets na,
        maar de dwaas slaat zichzelf in de boeien.
        Er is maar één dharma, er zijn er geen vele;
        domme hunkeringen veroorzaken het onderscheid.

        Met een geest vol vooroordelen de Geest zoeken
        is de grootste van alle fouten.
        Rust en onrust komen voort uit illusie;
        binnen verlichting bestaat voorkeur noch afkeer.
        Ze zijn als denkbeeldige bloemen in de lucht:
        het is dwaasheid ze te willen vastgrijpen.

22a Winst, verlies, goed, slecht,
        verwerp ze onmiddellijk!
        Als je je ogen niet sluit in slaap,
        verdwijnen de dromen vanzelf.

22b Winst en verlies, goed en kwaad:
        zet zulke gedachten meteen van je af.

23a Als de geest stopt met het maken van onderscheid,
        zijn de tienduizend dingen één enkele zo-heid,
        Ã©Ã©n enkele zo-heid van duistere aard,
        totaliteit van veelheid en eenheid, geen verwikkelingen.

23b Als het oog nooit slaapt,
        lossen dromen als vanzelf op.
        Als de geest geen onderscheid maakt,
        zijn de tienduizend dingen zoals ze zijn,
        komen ze alle voort uit dezelfde bron.

24a Zie de tienduizend dingen als gelijkwaardig en
        alles keert terug naar haar ware aard.
        Dat ze worden uitgewist berust erop
        dat je onmogelijk de een boven de ander kunt stellen.

24b Als je alle dingen als gelijkwaardig beschouwt,
        heb je de tijdloze essentie van het zelf bereikt.
        Er zijn geen vergelijkingen en analogieën meer mogelijk
        als er geen oorzaken meer bestaan.

25a Zet beweging stil en ze houdt op te bestaan;
        breng de stilte in beroering en ze is verdwenen.
        Maar als het een noch het ander ontstaat,
        hoe kan er dan nog iets bestaan?

25b Als je beweging in stilte onderzoekt
        en stilte in beweging,
        verdwijnen beweging en stilte allebei.
        Als deze tegenstellingen verdwijnen,
        kan eenheid zelf niet bestaan.
        Op deze hoogste waarheid
        is geen enkele wet van toepassing.

26a In het hoogste rijk, het verste uiterste,
        gaan normen en waarden niet langer op.
        Als je ware onpartijdigheid van geest bereikt,
        is doelgericht optreden volledig verdwenen en
        zijn alle zorgen en twijfel weggewassen
        in de harmonie van het ware vertrouwen.
        Er rest niets om aan te denken of te herinneren.

26b Voor de geest die in overeenstemming is met de weg
        verdwijnt al het egocentrische streven.
        Twijfels en aarzelingen lossen op
        en een leven vol vertrouwen wordt mogelijk.
        Met één sprong zijn wij bevrijd uit onze gevangenschap
        niets kleeft ons meer aan en er is niets waar we ons nog aan vastklampen.

27a In lege helderheid straalt je licht vanzelf
        zonder dat het geest of pezen moeite kost,
        in de ruimte – de verantwoording voorbij,
        buiten bereik van kennis of gevoel.

27b Hier tellen gedachte, gevoel, kennis en verbeelding niet meer.
        In deze wereld van het pure zijn
        is er noch zelf, noch iets anders dan zelf.

28a Het dharma rijk van zo-heid
        kent ‘ander’ noch ‘zelf’.
        Als je daarheen wilt en het wilt betreden
        hoef je enkel tegen jezelf te zeggen ‘geen twee’.

28b Zeg, om je regelrecht op deze werkelijkheid af te stemmen,
        als je twijfel voelt opkomen, eenvoudig: ‘niet twee’.
        In dit ‘niet twee’ is niets afgescheiden,
        niets buitengesloten.

29a Waar ‘geen twee’ zijn is enkel eenheid,
        niets dat zich daar niet ontplooit.
        De wijzen uit de tien richtingen
        begeven zich allen naar deze bron.

29b Ongeacht waar of wanneer,
        verlichting betekent dat je in deze waarheid binnendringt.
        En deze kan in tijd of ruimte niet groter of kleiner worden;
        erbinnen duurt een gedachte tienduizend jaar.

30a Hier verstrijkt geen tijd­­,
        Ã©Ã©n oogwenk is tienduizend jaar,
        evenmin is er ‘hier’ of  ‘daar’,
        alle tien richtingen pal voor je neus.

30b Leegte hier, leegte daar,
        maar het oneindige heelal
        is altijd zichtbaar om je heen.

31a Het kleinste is één met het grootste –
       alle grenzen en rijken weggevaagd.
       Het grootste is één met het kleinste –
       geen uitersten meer te zien.

31b Oneindig groot, oneindig klein;
       geen verschil, definities zijn verdwenen
       nergens zijn grenzen te zien.

32a Bestaan is – niet bestaan,
        niet bestaan is – bestaan.
        Elke visie die hiervan afwijkt
        is van geen enkele waarde!

32b Evenzo met zijn en niet- zijn.
        Verspil geen tijd aan twijfels en redeneringen
        die hiermee niets te maken hebben.

33a Eén is – alles,
        alles is – één.
        Als je zo kunt zien,
        verdwijnen alle zorgen.

33b Eén ding, alle dingen:
        houd je er niet afzijdig van, leef er middenin,
        zonder kieskeurig te zijn.
        Als je dit steeds blijft beseffen,
        maak je je geen zorgen over onvolmaaktheid.
        Leven naar dit geloof is de weg naar eenheid,
        want wat niet gescheiden is, is één met de geest die zich overgeeft.

34a Als vertrouwen en geest geen twee zijn,
        geen twee, vertrouwen en geest,
        schieten woorden tekort,
        geen verleden, geen toekomst, geen nu.

34b Woorden!
        De weg kan niet door taal worden uitgedrukt, want zij kent
        geen gisteren
        geen morgen
        geen vandaag.

Elsbeth Wolf

De PDF van de tekst is te downloaden.


[1] Duistere betekenis staat voor de uiteindelijke waarheid van het boeddhisme


Literatuur:
Samuel Bercholz en Sherab Chödzin Kohn, eds: 1993. De stroom ingaan. Boeddha’s leven en leer.
Dennis Genpo Merzel: 1993. Het oog slaapt nooit. Naar de kern van Zen.

Scroll naar boven