De Reis van de drie Koningen

Het zal 1999 zijn geweest toen Nico Tydeman tijdens de eerste bijeenkomst van het nieuwe jaar het gedicht ‘De reis van de drie Koningen’ van T.S. Eliot1 duidde als metafoor voor onze spirituele weg. Het gedicht verscheen later als Proloog in ‘Dansen in het Duister, een proeve van spiritualiteit’ (1999). In dit boek geeft Nico de bronnen prijs die hem voeden. Gefascineerd door spiritualiteit, het mysterie vraagt hij:  “Wie weet wat geest is? Niemand kent zijn/ haar2 oorsprong, noch werkwijze”(id. 11). Wellicht, besluit hij, staat ‘geest’ voor de ervaring die openbloeit als de grens van het kenbare is bereikt is. Het is groter dan ik, mij, mijn. Met een open hart kan het als genade op ons inwerken. Het overstijgt het verstandelijke begrip. De spirituele weg gaan is een expressie van “de erkenning en waardering van het mysterie van mijn bestaan”(id.37).

Het gedicht van T.S. Eliot is gebaseerd op een vers van de evangelist Mattheus uit het Nieuwe Testament: “Zie, er kwamen wijzen uit het Oosten te Jerusalem die vroegen: Waar is de koning der Joden? Wij hebben zijn ster in het Oosten gezien en zijn gekomen om hem te aanbidden?” (id.20) Het gedicht over de reis van de drie koningen noemt de obstakels en moeilijkheden die zij onderweg tegenkomen, zoals wij die in ons leven ondervinden.
Het zijn hindernissen van velerlei soort. Eliot somt ze op: slechte wegen, sneeuw, vijandige steden, smerige gehuchten, vloekende kameeldrijvers, dwarse kamelen, niemand die iets weet of kan zeggen over de eindbestemming. Vuren die niet willen branden en heimwee naar wat ze achterlieten. Al die hindernissen, we kunnen die moeiteloos vertalen naar ons eigen leven. Met welk doel vragen ze zich halverwege af. Maar, “het doel van het geestelijk pad is bij niemand bekend. Niemand kan ons helpen, We zullen onze bestemming zelf moeten ontdekken” (id. 21). Jullie onderneming is waanzin zingen stemmen in hun oor. En toch vervolgen zij hun barre tocht, gedragen door een onwrikbaar geloof en vertrouwen. Ze hadden een teken gezien!

Waartoe gaan wij de weg??  Wat is de zin van ons leven? Een vraag die verlammend kan werken. Onlangs stuitte ik op een regel van Zesshin van der Plas in het Boeddhistisch Dagblad: “Het zoeken naar de zin van het leven heeft me veel ontnomen, namelijk het leven te leven.” Veel mensen worstelen met de zin van het leven, willen het inkleuren, willen weten waarom ze er zijn, maar, de zin van het leven ligt in het leven zelf, in de meditatie, in het leven dat je leeft met alle voorspoed en tegenslag die ermee samengaan. Met alle hindernissen die er zijn. Treedt ze tegemoet zonder voor- of afkeur! Geen picking and choosing!!! Nee, hoe meer je beseft dat daar de weg ligt, hoe meer ruimte er komt in jezelf, naar anderen, naar je omgeving en situatie.
Op onze reis door het leven, op onze spirituele weg, in alles wat we doorstaan, in de ontmoetingen en de clashes, daar precies ligt de mogelijkheid tot innerlijke groei om uiteindelijk te worden wie we ten diepste zijn. Hoe? Door te gaan staan op een plek waar geen plaats is, de woorden die Ton altijd gebruikt. Door te springen van die honderdmeter hoge paal voorbij alle angst en je te laten verrassen door ruimte en ontvankelijkheid en met nieuwe ogen te zien. Dat is wat de koningen aan het einde van hun reis overkomt: een revolution of the fundaments. Alles is voorgoed anders, ze zien met nieuwe ogen en zouden voor geen goud de reis hebben willen missen. Ze zouden hem zo weer overdoen als het moest. En dat zullen ze ook weer doen, want in dit leven zijn we nooit klaar, niemand, zelfs de boeddha’s niet! We begeven ons wel honderden keren op weg, “om steeds weer opnieuw te sterven aan het leven tot de laatste dood ons van de plicht ontslaat weer op weg te gaan”(id.22).

 

De reis van de drie koningen

Het was een koude tocht,
en de slechtste tijd van het jaar
voor een reis, voor zulk een verre reis.
De wegen modderig, het weer guur,
de winter op zijn strengst.
De kamelen, die hun knieën ontvelden, hun hoeven bezeerden,
werden onhandelbaar
en legden zich neer in de smeltende sneeuw.

Menigmaal dachten we met spijt terug
aan onze zomerpaleizen op bloeiende berghellingen,
aan meisjes, in zijde gehuld, die gekoelde wijn ronddienden.
Onze kameeldrijvers vloekten, scholden,
weigerden dienst, riepen om brandewijn en vrouwen.
Onze kampvuren wilden niet branden, onderdak was moeilijk te vinden,
de steden waren vijandig, de dorpen stug,
de gehuchten smerig en verschrikkelijk duur:
het was een ellendige tocht.
Tenslotte reisden wij de gehele nacht door,
sliepen zo nu en dan langs de wegkant
en hoorden gedurig in onze oren zingende stemmen, zeggend:
jullie onderneming is waanzin.

Eindelijk, toen het licht werd, daalden we neer in een luw dal,
vochtig, onder de sneeuwlijn, geurend naar groeizaamheid;
een beek snelde voort, een watermolen karnde het duister,
er waren drie bomen onder een bewolkte lucht,
en een oud wit paard galoppeerde door een weiland.
Wij kwamen bij een herberg met wijngaardranken boven de stoep.
Zes handwerkslieden dobbelden bij de open deur om zilverlingen
en zes voetknechten schopten lege wijnzakken over de vloer.
Maar niemand kon ons inlichtingen verschaffen, en zo gingen we verder,
en bereikten des avonds, geen uur te vroeg,
de plaats van bestemming; het was (dat mag ik wel zeggen)
de moeite waard.

Dit alles is lang geleden, ik heb het onthouden
en zou het over willen doen, maar ik stel,
dit vooropgesteld,
één vraag: was het doel dat ons dreef geboorte of dood?
Wij waren getuigen van een geboorte, zeker,
daar is geen twijfel aan. Maar als ik vroeger geboorte of dood zag,
dacht ik dat ze tegenstellingen waren. Deze geboorte echter
was een onverbiddelijk einde voor ons, een dood, onze dood
Wij keerden terug naar ons land, onze koninkrijken,
maar voelden ons niet meer thuis in de oude orde
tussen vreemde mensen die hun goden omklemmen.
Ik zal blij zijn als ik andermaal sterf.

T.S. Eliot (1888 – 1965) vertaling van Martinus Nijhoff

 

Het nieuwe jaar ligt fris als een onbeschreven blad open voor ons:  We staan aan het begin ervan, tegelijk loopt alles gewoon door…. ieder jaar, iedere dag, elk moment kunnen we de reis vervolgen, of opnieuw beginnen. ‘Iedere dag is een goede dag’.

We wensen je een open hart en ontvankelijkheid toe in dit nieuwe jaar….

Elsbeth Wolf.

 

De PDF van de tekst is te downloaden.


1 Het feest van De aanbidding van de Driekoningen op 6 januari markeert het einde van de kersttijd.
2 Toevoeging van mij

Laat een reactie achter

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Scroll naar boven