Dochters van de Leegte. Gedichten van Nonnen en Zenmeesters.

Twee jaar geleden kreeg ik tijdens de zomersesshin een boek cadeau. Het was een boek met gedichten van nonnen uit de gehele keizerlijke dynastieke periode: vanaf het hele vroege boeddhisme in China van 220 AC tot en met de tweede helft van de Qing dynastie en tevens laatste dynastie in 1911. Het boek bevat ook gedichten van zenmeesters en nonnen uit onze eigen lineage en ch’antraditie, werd erbij gezegd, de pagina’s waar ik die kon vinden, kreeg ik erbij. Een bijzonder cadeau, eeuwen smolten in het moment dat ik de schrijfsels van al die vrouwen uit de keizerlijke periode van China begon te lezen, eons van tijden overbruggend naar dit moment. Ik hield de gedichten van onze voormoeders tastbaar in mijn handen en via de gedichten spreken deze vrouwen tot de dag van vandaag tot ons. Het boek ligt op een vaste plek om het even op te pakken, iets te lezen, dit te laten bezinken, erop te kauwen. Sommige gedichten zijn heel herkenbaar, andere roepen beelden op, raken een snaar. Er ontstaat soms letterlijk een beeld van de dagelijkse beoefening, die in het gedicht ‘Songs of the twelve hours of the day’ wordt beschreven.

Waarom zo veel enthousiasme over gedichten van deze vrouwen, zou je je af kunnen vragen. Simpelweg omdat die tot voor een aantal decennia vrijwel onbekend waren gebleven. Ze kwamen tot voor kort nauwelijks voor in de officiële anthologieën. Datzelfde geldt voor de litanie van vrouwelijke leraren, die pas in de vorige eeuw na de komst van het boeddhisme in het westen door Amerikaanse vrouwen is samengesteld Voordien was er alleen de litanie van de mannelijke opvolgingslijn.

Bekend zijn vooral gedichten van monniken, zoals de gedichten van de monnik Han Shan, Koude Berg en van de Japanse monnik Ryokan, die op latere leeftijd correspondeerde met een bevriende non van wie ook gedichten bewaard zijn gebleven. Er zijn ook gedichten van Japanse vrouwen van de vroege negentiende eeuw bekend in het westen. Van de poëzie van Chinese vrouwen was er tot voor kort nauwelijks iets bekend. De publicatie van twee anthologieën met gedichten van Chinese nonnen heeft dit beeld grondig gewijzigd. Beata Grant, auteur van dit boek Daughters of Emptinessis, geeft als reden dat geletterdheid en literatuur in het oude China als middel tot een doel werden beschouwd. Het doel was niet zozeer zelfexpressie of esthetische voldoening, maar dit talent werd gezien als middel om een officiële post te kunnen bemachtigen binnen de omvangrijke keizerlijke bureaucratie, die alleen voor mannen toegankelijk waren. Voor vrouwen werd educatie niet van vitaal belang geacht, sterker, het volgen van onderwijs werd voor vrouwen eerder als moreel ondermijnend gezien. Vrouwen kregen uitsluitend rudimentair onderwijs en dat gold enkel voor vrouwen uit de hogere kringen.

Uit de gehele keizerlijke periode zijn gedichten van vrouwen bewaard gebleven, in de vroege periode zijn dit een handjevol gedichten, maar vanaf de zeventiende eeuw komt er een lawine los van wel drieduizend collecties van poëzie, geschreven door vrouwen, waarvan een derde tot vandaag bewaard is gebleven. Economische en sociale veranderingen in de Chinese samenleving zijn hier debet aan. Deze periode van grote voorspoed, de effecten van de zijderoute, had voor vrouwen uit de hogere kringen het gevolg dat zij toegang kregen tot onderwijs, met name tot de literaire kunsten. Tegelijk ontwikkelde zich de boekdrukkunst, wat maakte dat er veel  publicaties beschikbaar kwamen, ook van en voor vrouwen. En dit had ook zijn weerslag op de geschreven poëzie van boeddhistische nonnen.

Hoewel de archieven namen bevatten van Boeddhistische nonnen uit de vroege perioden van de Chinese geschiedenis, die hoog opgeleid waren en zelfs geroemd werden om hun literaire talenten, is er uit deze periode toch weinig werk van hen in de officiële annalen opgenomen. Uit deze periode is er wel een beroemde dialoog bekend gebleven van de enige vrouw die opgenomen is in ‘Records of the transmission of the lamp’[1]. Het is Moshan die met de monnik GuanQi een Dharma onderhoud heeft. Ze verdedigt de stelling dat er niet zoiets bestaat als een essentiële onveranderlijke essentie dat ‘man’ of ‘vrouw’ kan worden genoemd. Er is geen vaststaand zelf. De monnik werkte later een aantal jaren als tuinman in haar klooster, vertellen de annalen als een pikant detail (p. 7). Ook vrouwen, waarvan een substantieel aantal non, uit latere perioden van wie werk is verzameld, hadden gevestigde reputaties en werden geëerd met de term cainü, ‘getalenteerde vrouw’.  Waarom de geschriften van boeddhistische nonnen zo weinig aandacht kregen komt voornamelijk vanwege de marginale plaats die zij in de ogen van de samenleving en van mannelijke geleerden en boeddhistische kloosters kregen toebedeeld. Aangezien mannen bovendien de officiële geschiedenis, bloemlezingen van gedichten en genealogische opvolgingslijnen optekenden, bleven vrouwen in de schaduw achter.
Hoewel percentueel gezien het aantal dichtende boeddhistische nonnen klein is ten opzichte van dat van mannen, is het aantal toch vele malen groter dan de officiële bronnen laten zien. Vrouwendichters in dit boek blijven daarom, gezien de beperktheid van de bronnen, “schaduwen en echo’s van een wereld die nooit zal kunnen worden hersteld” (Beata Grant, 2003 1-2).

Veel vrouwen hebben geschreven gedichten nagelaten, er zijn ook opgetekende teisho’s van hen bewaard gebleven. Toch zijn de meesten in de vergetelheid geraakt. Met de komst van het boeddhisme naar het westen en het toenemend aantal vrouwen die zowel vanuit de beoefening als vanuit wetenschappelijk oogpunt nieuwsgierig waren naar de rol en bijdragen van vrouwen in het boeddhisme, is een tipje van de sluier over de vrouwen van het verleden opgelicht.
Voor deze tekst heb ik vier gedichten gekozen, die voor mij speciale betekenis hebben.

Ik begin met een gedicht van MingShi of BenMing. Ze was dharmaopvolger van Ch’anmeester Yuanwu KeQin (1063 – 1135) uit de periode van de Song dynastie (960 – 1279). In 1141 toen ze een bezoek aan haar familie bracht kort voor haar dood, schreef ze een serie gedichten die ze opdroeg aan Ch’anmeester ShanQing (1057 – 1142). Na haar dood publiceerde hij haar gedichten vergezeld van lovende woorden en hij gebruikte haar gedichten in teisho’s die hij gaf.

Don’t you know that afflictions are nothing more than wisdom,
But to cling to your afflictions is nothing more then foolishness?
As they rise and then melt away again, you must remember this:
The sparrow hawk flies through Silla without anyone noticing!

Don’t you know that afflictions are nothing more than wisdom
And the purest of blossems emerges from the mire?
If someone were to come and ask me what to do:
After eating my gruwel and rice, I wash bowl.
Don’t worry about a thing!
Don’t worry about a thing!

You may play all day like a silly child in the sand by the sea,
But you must allways realize the truth of your original face!
When you suffer the blows by the patriarchs staff,
If you can’t say anything, you will perish by the staff,
If you can say something, you will perish by the staff.

In the end, what will you do
If you are forbidden to travel by night but must arrive by dawn?

Weet je dan niet, dat lijden niets anders dan wijsheid is,
En hechten aan lijden enkel illusie?
Als lijden opkomt en daarna weer verdwijnt, onthoudt dan dit:
De sperwer vliegt door Silla zonder iets te bemerken!
(Ontwaken is dichterbij…..dan je denkt.)

Weet je dan niet, dat lijden niets anders dan wijsheid is,
Dat de mooiste bloemen ontstaan uit het slijk?
Als iemand zou komen om te vragen wat ik moet doen:
“Ik eet mijn rijst en gruwel,[2] ik was mijn boeddhakom.”[3]
Maak je geen zorgen! Maak je geen zorgen!
(Leef in vertrouwen!)

Speel als een argeloos kind in het zand bij de zee,
Maar besef steeds de waarheid van je oorspronkelijke gelaat!
Als je de striemen van de staf van de patriarchen voelt,
Zeg je niets, dan zul je sterven door de staf,
Zeg je iets, dan zul je sterven door de staf.

Tenslotte, wat doe jij….
Als het je verboden is s’nachts te reizen
maar je wel bij de dauw van de morgenstond wordt verwacht?[4]

Het gedicht (p. 37) zonder titel is een oproep te worden wie je ten diepste bent, zodat je oorspronkelijke gelaat onbelemmerd kan stralen. Het is mijn favoriete thema. MingShi spoort ons aan met de woorden: Verwelkom lijden als een kans tot spirituele groei. Laat alle denken los en doorzie de valkuilen van gedachten over lijden, het is de poort tot wijsheid en verlichting… Geen voor- of afkeur, aanvaard het leven zoals het komt en zie tegenslag als een mogelijkheid tot groei. Bewandel de weg zonder vrees.

Het tweede gedicht (p 55) is van One eyed Jingang, zoals ze genoemd werd, een vrouw uit de vroege en midden Ming periode (1368 – 1600). Ze verloor het zicht van één van haar ogen, omdat ze steeds weer opnieuw de Diamant soetra (Chin. Jingan jing) las en herlas. Ze was een ongecompliceerde persoonlijkheid en stond bekend om haar goedgeefsheid, ze gaf weg wat zij kreeg. Ze preekte over de Diamant soetra voor grote groepen monniken, nonnen en leken, waaronder ook vele officials en literatoren, die zich in haar klooster verzamelden om naar haar te komen luisteren. Vele toehoorders bekeerden zich tot het boeddhisme nadat ze haar hadden horen spreken. Ze was in de zeventig toen ze overleed en had haar eigen dood voorspeld (2003, 54).

Het gedicht deed me herinneren aan kinhin van jaren geleden, waarbij zich vaak de sensatie opdrong van al die lichamen, die almaar door de zendo in tempo voortbewogen als ‘Eén Lichaam’. Die lichamen, die bewoond worden door de hartgeest, die ondeelbaar en toch in ieder van ons leeft. Wat is het verschil dacht ik vaak, welk verschil, wat een toeval waar de geest zich vestigt, in een mannen- of vrouwen lichaam. Man, vrouw, allen een, allen boeddha’s. Als je de omtrek eraf pelt, het lichaam vergaat, blijft er (n)iets over….dan de hartgeest. In het onderstaande gedicht herkende ik deze ervaring. Wij maken beelden en creëren verschillen, leven met dualiteiten, wij maken sociale- en culturele verschillen. In essentie is het veel relatiever, geen verschil dan zichtbare biologische verschillen, die ons resten.

Male or female: why should one need to distinguish false or true?
What is the shape in which Guanyin would finally take form?
Peeling away the bodhivattsa’s skin would be of no use whatoever
Were someone to ask if it were the body of a woman or that of a man.

Man of vrouw: waarom onderscheid maken tussen vals en waar?
In welke gedaante zal GuanYin zich uiteindelijk tonen?
Als iemand zou vragen of dit het lichaam is van een vrouw of dat van een man,
dan is het niet nodig om de huid van de bodhisattva weg te pellen.

De nonnen spraken in hun gedichten nooit rechtstreeks over man- of vrouw zijn, dat was van minder belang. Wel was er een sterk besef tot een lineage van vrouwelijke zenleraren te behoren. Daarom wordt verwezen naar de voormoeders, naar de boeddhistische zenleraren en nonnen uit het verleden als belangrijke voorbeelden van de lineage waartoe zij behoorden. Een mooi voorbeeld over gender dat Grant aanhaalt in het boek (17) is van de zeventiende eeuwse abdis Jizong, waarin je een krachtige  aanmoediging voor vrouwen kunt zien. In haar onderricht herinnert de abdis een vrouw en lekenbeoefenaar aan het verhaal van het parel offerende drakenmeisje, dat was voorbestemd een boeddha te worden. Ze was de dochter van de drakenkoning, die plotseling tot grote verlichting kwam op het moment dat ze luisterde naar de lezing van de bodhisattva van de Wijsheid Manjushri over de Lotus soetra. Na de lezing vroeg Shariputra, een vooraanstaande discipel van de Boeddha, hoe het kon dat iemand zo plotseling tot verlichting kon komen, terwijl de Boeddha er vele levens over had gedaan. En dan ook nog een vrouw die nota bene onderworpen was aan de vijf hindernissen en daardoor de potentie miste om überhaupt een boeddha te kunnen worden? Het drakenmeisje ging na deze opmerking voor hem staan en veranderde zichzelf terstond in een man, daarmee haar spirituele inzicht en vermogens tonend. Geslacht en gender waren getransformeerd; ze was gender overstijgend geworden. Het overstijgen van de dualiteit van man en vrouw wordt wel beschouwd als de ultieme staat van nondualiteit, het is de essentie van verlichting.

Het volgende gedicht is XingGang van de late Ming- en vroege Qing dynastie 1600 – 1750. De titel van het gedicht (p. 74) is ‘Het meditatiekussen’. Thuiskomen op je kussen, de stilte in, éénworden met wat is. Ze was enig kind en stond bekend om haar grote literaire talent voor het schrijven van poëzie. Zoals veel vrouwen in het boek, voelde ze zich al op jonge leeftijd aangetrokken tot het religieuze leven en als adolescent uitte ze de wens ongehuwd te willen blijven. Haar ouders stonden erop dat ze zou trouwen. Tijdens de verlovingstijd kwam haar aanstaande echtgenoot te overlijden en volgens de gewoonte trok ze in bij haar schoonouders. Op vierendertigjarige leeftijd, toen beide ouderparen waren overleden, trad ze in als non en dharma discipel in een klooster van een van de Lin Chi meesters Shiche Tongsheng (1593 – 1638). Na tien jaar solitaire meditatie werd ze abdis van het Croaching Lion klooster. Ze was een charismatisch leraar, mensen van heinde en verre kwamen naar het klooster om te luisteren naar haar teisho’s. Ze had vele volgelingen, mannen en vrouwen en liet zeven vrouwelijke dharmaopvolgers na.

The meditation cushion
A single meditation cushion, and one is completely protected,
Earth may crumble, heaven collapse, but here one is at peace.
Sacred titles and wordly fame: both fade away in the sitting,
And a great chiliocosm assembles on the tip of a feather.

Het meditatiekussen
Eén enkel meditatiekussen en je geniet volledige bescherming
De aarde kan verkruimelen, de hemel uiteenvallen, hier ben je thuis.
Heilige titels, wereldlijke roem: ze verdampen in het zitten
Eén grote kosmische eenheid, verzameld op het uiterste puntje van een veer.

Het kussen als anker en de plek waar je altijd kan terugkeren. De plek van zelfonderzoek, van wachten en waken, van onbevangen luisteren naar de stem van je hart. Op het kussen maak je “de innerlijke reis naar eenwording met de hartgeest, die tegelijk de hartgeest van het gehele universum is”(Ama Samy).

Het laatste gedicht is van ShiYan en vermoedelijk uit de vroege Qing periode. Het gedicht (p. 125) gaat over Bodhidharma na zijn bezoek aan keizer Wu die hem had uitgenodigd in zijn paleis. In de juni- tekst staat het bezoek aan de keizer beschreven. Het gedicht is een fantasierijke weergave van de lotgevallen van Bodhidharma. ShiYan, de dichter, was een veellezer, naast een getalenteerd musicus, kalligrafeerde en schilderde ze. Ze werd als concubine opgenomen in het huis van een machtige familie, maar kreeg later in haar leven de kans in te treden als non in het Bizhi klooster in Hangzhou. Haar gedichten zijn religieus en doorspekt met natuurelementen. Ze was welbekend om haar preken en gedichten.    

On an image of Bodhidharma
Plucking a reed on the river as swiftly as if he had sails,
Then for nine years sat like a withered tree facing a cold stone wall
In the stillness he realized that verbal explanations were nonsense
And with a smile, sealed shut the Thatagata’s Great Storehouse.

Beeld van Bodhidharma
Een rietstengel op de rivier, snel, als door zeilen voortgedreven,
Pikuan: verdorde boom, negen jaar voor een stenen muur,
In de stilte het inzicht: zen voorbij woorden en taal, schouwen in de ware natuur
Met een brede glimlach verzegelde hij de Grote Schatkamer van de Thatagata.

Zitten is het allerbelangrijkste benadrukte Ton toen hij niet naar de zomersesshin kon komen, zitten is het allerbelangrijkste. Daar gaat het om, om ons te verbinden met de hartgeest, die tegelijk de hartgeest is van het hele universum. De eerste gelofte van de bodhisattva is het allerbelangrijkste, we zitten voor anderen, offeren onze verdiensten aan alle anderen met wie wij ten diepste zijn verbonden. De rest is slechts bijvangst. Toch fijn dat die bijvangst er is.     

Het boek kreeg ik van Marjolein Pietersson voor wie de gedichten ook een bron van inspiratie zijn. Het boek stond al een tijd op mijn verlanglijstje en het was een grote verrassing toen ik het naar aanleiding van mijn transmissie in 2018 kreeg. Ik vertrouwde haar onlangs toe iets over het boek te willen schrijven en een aantal gedichten, die voor mij speciale betekenis hebben, te willen vertalen. In een van de komende nieuwsbrieven zal zij een bijdrage leveren over dit thema. 

Elsbeth Wolf

De PDF van de tekst is te downloaden.


[1] Samengesteld door de monnik Daoyun in 1004 over de oorsprong en essentie van zen en de lineagelijnen van de vijf zenscholen vanaf de vroegste tijden.
[2] Gruwel, ook wel watergruwel genoemd is een gerecht van gekookte gedroogde vruchten.
[3] In orioki, een Japanse vinding en rituele manier van eten. In de kloosters gebruik je drie kommen, waarvan de grootste kom de boeddhakom wordt genoemd. Hierin wordt het hoofdgerecht geserveerd.
[4] Verwijst naar voetnoot 51 van het boek. Tijdens de Song dynastie was het verboden om ’s-nachts te reizen. ‘De laatste regels van het gedicht verwijzen naar de psychisch- spirituele double bind paradox, die binnen de zentraditie op velerlei manieren doorgewerkt kunnen worden’,zoals in een koan, een onmogelijke vraag.


Beata Grant: Daughters of Emptiness. Poems of Chinese Buddhist Nuns, 2003

Reacties zijn gesloten.

Scroll naar boven